garandeer
- ga·ran·deer
vervoeging van |
---|
garanderen |
garandeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van garanderen
- Ik garandeer.
- gebiedende wijs van garanderen
- Garandeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van garanderen
- Garandeer je?
- Het woord garandeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.