galoppeerde
- Geluid: galoppeerde (hulp, bestand)
- ga·lop·peer·de
vervoeging van |
---|
galopperen |
galoppeerde
- enkelvoud verleden tijd van galopperen
- Ik galoppeerde.
- Jij galoppeerde.
- Hij, zij, het galoppeerde.
- Ik galoppeerde.
- Het woord galoppeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.