fyrst m

  1. tijd


  • fyrst
Naar frequentie 305

fyrst

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief vrouwelijk enkelvoud van fyrstur

fyrst

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief onzijdig enkelvoud van fyrstur

fyrst

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief onzijdig enkelvoud van fyrstur

fyrst

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief onzijdig meervoud van fyrstur

fyrst

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief onzijdig meervoud van fyrstur

fyrst

  1. eerst, pas

fyrst

  1. overtreffende trap van snemma

fyrst

  1. overtreffende trap van snemmt

fyrst

  1. zwakke verbuiging voltooid (verleden) deelwoord lijdende vorm van fyrtast