• ful·mi·neer
vervoeging van
fulmineren

fulmineer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fulmineren
    • Ik fulmineer. 
  2. gebiedende wijs van fulmineren
    • Fulmineer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fulmineren
    • Fulmineer je?