fuifden
- fuif·den
vervoeging van |
---|
fuiven |
fuifden
- meervoud verleden tijd van fuiven
- Wij fuifden.
- Jullie fuifden.
- Zij fuifden.
- Wij fuifden.
- Het woord fuifden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
fuiven |
fuifden