fronste
- frons·te
vervoeging van |
---|
fronsen |
fronste
- enkelvoud verleden tijd van fronsen
- Ik fronste.
- Jij fronste.
- Hij, zij, het fronste.
- Ik fronste.
- Het woord fronste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
fronsen |
fronste