Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fronst

Werkwoord

vervoeging van
fronsen

fronst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fronsen
    • Jij fronst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fronsen
    • Hij fronst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fronsen
    • Fronst!