friemelde
- frie·mel·de
vervoeging van |
---|
friemelen |
friemelde
- enkelvoud verleden tijd van friemelen
- Ik friemelde.
- Jij friemelde.
- Hij, zij, het friemelde.
- Ik friemelde.
- Het woord friemelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.