• fra·seert
vervoeging van
fraseren

fraseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fraseren
    • Jij fraseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fraseren
    • Hij fraseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fraseren
    • Fraseert!