fractioneer
- Geluid: fractioneer (hulp, bestand)
- frac·ti·o·neer
vervoeging van |
---|
fractioneren |
fractioneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fractioneren
- Ik fractioneer.
- gebiedende wijs van fractioneren
- Fractioneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fractioneren
- Fractioneer je?
- Het woord fractioneer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.