fosforesceerde
- fos·fo·res·ceer·de
vervoeging van |
---|
fosforesceren |
fosforesceerde
- enkelvoud verleden tijd van fosforesceren
- Ik fosforesceerde.
- Jij fosforesceerde.
- Hij, zij, het fosforesceerde.
- Ik fosforesceerde.
- Het woord fosforesceerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.