Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • for·wardt

Werkwoord

vervoeging van
forwarden

forwardt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van forwarden
    • Jij forwardt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van forwarden
    • Hij forwardt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van forwarden
    • Forwardt! 

Gangbaarheid