fluoresceert
- flu·o·res·ceert
vervoeging van |
---|
fluoresceren |
fluoresceert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fluoresceren
- Jij fluoresceert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fluoresceren
- Hij fluoresceert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fluoresceren
- Fluoresceert!
- Het woord fluoresceert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.