fliegt
- fliegt
Naar frequentie | 2033 |
---|
er, sie es fliegt
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fliege
dihr, der fliegt
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fliege (lokale variant)
- dihr, der fliege ww (lokale variant)
- dihr,der flieget ww (lokale variant)
- ihr, er fliege ww (lokale variant)
- ihr, er fliegt ww (lokale variant)
- nihr, ner fliege ww (lokale variant)
ihr, er fliegt
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fliege (lokale variant)
- dihr, der fliege ww (lokale variant)
- dihr, der fliegt ww (lokale variant)
- dihr, der flieget ww (lokale variant)
- ihr, er fliege ww (lokale variant)
- nihr, ner fliege ww (lokale variant)
er, sie, es fliegt
- derde persoon enkelvoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fliege
dihr, der fliegt
- tweede persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fliege (lokale variant)
- dihr, der fliege ww (lokale variant)
- dihr, der flieget ww (lokale variant)
- ihr, er fliege ww (lokale variant)
- ihr, er fliegt ww (lokale variant)
- nihr, ner fliege ww (lokale variant)
ihr, er fliegt
- tweede persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fliege (lokale variant)