• flan·keer
vervoeging van
flankeren

flankeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flankeren
    • Ik flankeer. 
  2. gebiedende wijs van flankeren
    • Flankeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flankeren
    • Flankeer je?