Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fi·na·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
finaliseren

finaliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van finaliseren
    • Ik finaliseer. 
  2. gebiedende wijs van finaliseren
    • Finaliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van finaliseren
    • Finaliseer je? 

Gangbaarheid