Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fil·tert

Werkwoord

vervoeging van
filteren

filtert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van filteren
    • Jij filtert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van filteren
    • Hij filtert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van filteren
    • Filtert!