fiatteert
- fi·at·teert
vervoeging van |
---|
fiatteren |
fiatteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fiatteren
- Jij fiatteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fiatteren
- Hij fiatteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fiatteren
- Fiatteert!
- Het woord fiatteert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.