• fengs·la
Naar frequentie zeldzaam

fengsla

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fengsle

har fengsla

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fengsle

fengsla

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van fengsle

fengsla

  1. nominatief bepaald onzijdig meervoud van fengsel


  • fengs·la

fengsla

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast fengsle, zie aldaar

fengsla

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fengsla

har fengsla

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fengsla

fengsla

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van fengsla

fengsla

  1. tegenwoordige tijd gebiedende wijs van fengsla

fengsla

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fengsle

har fengsla

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fengsle

fengsla

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van fengsle

fengsla

  1. tegenwoordige tijd gebiedende wijs van fengsle

fengsla

  1. nominatief bepaald onzijdig meervoud van fengsel