fantaseren
- Geluid: fantaseren (hulp, bestand)
- fan·ta·se·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fantaseren |
fantaseerde |
gefantaseerd |
zwak -d | volledig |
fantaseren
- dagdromen, dingen verzinnen die (nog) niet waar zijn
- Hij fantaseerde over het mooie leven dat hij zou gaan leiden met zijn vrouw.
- De creatieve schrijver fantaseerde het ene na het andere sprookjesverhaal.
- ▸ Al dagen fantaseerde ik wat ik zou gaan bestellen: een dubbele hamburger met kaas, augurken en ketchup en hopelijk hadden ze ook mayo voor bij de friet. Het water liep me spontaan in de mond als ik dacht aan een vanille milkshake en cola met ijs.[1]
- Het woord fantaseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fantaseren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be