Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fact·check·te

Werkwoord

vervoeging van
factchecken

factcheckte

  1. enkelvoud verleden tijd van factchecken
    • Ik factcheckte. 
    • Jij factcheckte. 
    • Hij, zij, het factcheckte. 

Gangbaarheid