factcheckte
- Geluid: factcheckte (hulp, bestand)
- fact·check·te
vervoeging van |
---|
factchecken |
factcheckte
- enkelvoud verleden tijd van factchecken
- Ik factcheckte.
- Jij factcheckte.
- Hij, zij, het factcheckte.
- Ik factcheckte.
- Het woord factcheckte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.