• fa·ci·li·teert
vervoeging van
faciliteren

faciliteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van faciliteren
    • Jij faciliteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van faciliteren
    • Hij faciliteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van faciliteren
    • Faciliteert!