• för·kor·tas
  • Zweedse werkwoordsvorm met het voorvoegsel för-
Naar frequentie 69759

förkortas

  1. onbepaalde wijs lijdende vorm van förkorta

förkortas

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs lijdende vorm van förkorta
    «Jag läste att för varje år man lever i ängslan och oro, förkortas livet med detsamma.»
    Ik las dat voor elk jaar dat je in angst en zorgen leeft, het leven dienovereenkomstig wordt ingekort.