evolueer
- evo·lu·eer
vervoeging van |
---|
evolueren |
evolueer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evolueren
- Ik evolueer.
- gebiedende wijs van evolueren
- Evolueer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evolueren
- Evolueer je?
- Het woord evolueer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.