evenaart
- eve·naart
vervoeging van |
---|
evenaren |
evenaart
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evenaren
- Jij evenaart.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evenaren
- Hij evenaart.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van evenaren
- Evenaart!
- Het woord evenaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.