evenaarde
- eve·naar·de
vervoeging van |
---|
evenaren |
evenaarde
- enkelvoud verleden tijd van evenaren
- Ik evenaarde.
- Jij evenaarde.
- Hij, zij, het evenaarde.
- Ik evenaarde.
- Het woord evenaarde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.