escaleer
- es·ca·leer
vervoeging van |
---|
escaleren |
escaleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van escaleren
- Ik escaleer.
- gebiedende wijs van escaleren
- Escaleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van escaleren
- Escaleer je?
- Het woord escaleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.