ergerde
- er·ger·de
vervoeging van |
---|
ergeren |
ergerde
- enkelvoud verleden tijd van ergeren
- Ik ergerde.
- Jij ergerde.
- Hij, zij, het ergerde.
- Ik ergerde.
- Het woord ergerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
ergeren |
ergerde