equipeer
- equi·peer
vervoeging van |
---|
equiperen |
equipeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van equiperen
- Ik equipeer.
- gebiedende wijs van equiperen
- Equipeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van equiperen
- Equipeer je?
- Het woord equipeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.