ensordecer
- en·sor·de·cer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ensordecer |
ensordecía |
ensordecido |
volledig |
ensordecer
- onovergankelijk doof worden
- overgankelijk doof maken
- dempen, afzwakken (van geluid)
- ensordecer in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española