Frans

Uitspraak

Werkwoord

enguirlander

  1. (spreektaal) afsnauwen, afbekken, uitschelden
    «Mon père, il m’a enguirlandé parce que je suis pas rentré de boîte avant minuit.»
    Mijn vader heeft me de huid volgescholden omdat ik niet voor twaalf uur terug was uit de disco. [1]

Verwijzingen