• en·ga·geer
vervoeging van
engageren

engageer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van engageren
    • Ik engageer. 
  2. gebiedende wijs van engageren
    • Engageer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van engageren
    • Engageer je?