enardecer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enardecer |
enardecía |
enardecido |
volledig |
enardecer
- aanwakkeren, verhitten
- opwinden, bezielen, in vuur en vlam zetten
- infecteren, doen ontsteken
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enardecer |
enardecía |
enardecido |
volledig |
enardecer