• eman·ci·peert
vervoeging van
emanciperen

emancipeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emanciperen
    • Jij emancipeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emanciperen
    • Hij emancipeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van emanciperen
    • Emancipeert!