eenentwintigden
- een·en·twin·tig·den
vervoeging van |
---|
eenentwintigen |
eenentwintigden
- meervoud verleden tijd van eenentwintigen
- Wij eenentwintigden.
- Jullie eenentwintigden.
- Zij eenentwintigden.
- Wij eenentwintigden.
- Het woord eenentwintigden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.