echtte
- echt·te
vervoeging van |
---|
echten |
echtte
- enkelvoud verleden tijd van echten
- Ik echtte.
- Jij echtte.
- Hij, zij, het echtte.
- Ik echtte.
- Het woord echtte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
echten |
echtte