echode
- echo·de
vervoeging van |
---|
echoën |
echode
- enkelvoud verleden tijd van echoën
- Ik echode.
- Jij echode.
- Hij, zij, het echode.
- Ik echode.
- Het woord echode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
echoën |
echode