Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duwt

Werkwoord

vervoeging van
duwen

duwt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duwen
    • Jij duwt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duwen
    • Hij duwt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van duwen
    • Duwt!