duimde
- duim·de
vervoeging van |
---|
duimen |
duimde
- enkelvoud verleden tijd van duimen
- Ik duimde.
- Jij duimde.
- Hij, zij, het duimde.
- Ik duimde.
- Het woord duimde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
duimen |
duimde