duelleerde
- Geluid: duelleerde (hulp, bestand)
- du·el·leer·de
vervoeging van |
---|
duelleren |
duelleerde
- enkelvoud verleden tijd van duelleren
- Ik duelleerde.
- Jij duelleerde.
- Hij, zij, het duelleerde.
- Ik duelleerde.
- Het woord duelleerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.