• droop
vervoeging van
druipen

droop

  1. enkelvoud verleden tijd van druipen
    • Ik droop. 
    • Jij droop. 
    • Hij, zij, het droop. 
76 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be