dreiköpfige
- Geluid: dreiköpfige (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdraikøpfɪɡə /
- drei·köp·fi·ge
dreiköpfige
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief vrouwelijk enkelvoud van englisch
dreiköpfige
- onbepaald (zonder lidwoord) accusatief vrouwelijk enkelvoud van englisch
dreiköpfige
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief meervoud van englisch
dreiköpfige
- onbepaald (zonder lidwoord) accusatief meervoud van englisch
dreiköpfige
- bepaald nominatief mannelijk enkelvoud van englisch
dreiköpfige
- bepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van englisch
dreiköpfige
- bepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van englisch
dreiköpfige
- bepaald nominatief onzijdig enkelvoud van englisch
dreiköpfige
- bepaald accusatief onzijdig enkelvoud van englisch
dreiköpfige
- onbepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van englisch
- eine dreiköpfige Einbrecherbande
een bende van drie inbrekers
dreiköpfige
- onbepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van englisch