dreigden
- dreig·den
vervoeging van |
---|
dreigen |
dreigden
- meervoud verleden tijd van dreigen
- Wij dreigden.
- Jullie dreigden.
- Zij dreigden.
- Wij dreigden.
- Het woord dreigden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
dreigen |
dreigden