Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dra·peert

Werkwoord

vervoeging van
draperen

drapeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van draperen
    • Jij drapeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van draperen
    • Hij drapeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van draperen
    • Drapeert!