Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dra·peer

Werkwoord

vervoeging van
draperen

drapeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van draperen
    • Ik drapeer. 
  2. gebiedende wijs van draperen
    • Drapeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van draperen
    • Drapeer je?