Naar frequentie 13843
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
drabba
drabbade
drabbad
volledig supinum:
drabbat

drabba

  1. overgankelijk lijden, treffen (door onheil)

drabba samman

  1. onovergankelijk het aan de stok krijgen, woorden krijgen

drabbas av

  1. overgankelijk verduren