draaide grijs
- draai·de grijs
vervoeging van |
---|
grijsdraaien |
draaide grijs
- enkelvoud verleden tijd van grijsdraaien
- Ik draaide grijs.
- Jij draaide grijs.
- Hij, zij, het draaide grijs.
- Ik draaide grijs.
- Het woord draaide grijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.