• door·werk·ten
vervoeging van
doorwerken

doorwerkten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorwerken
    • ...dat wij doorwerkten. 
    • ...dat jullie doorwerkten. 
    • ...dat zij doorwerkten. 
vervoeging van
doorwerken

doorwerkten

  1. meervoud verleden tijd van doorwerken
    • Wij doorwerkten. 
    • Jullie doorwerkten. 
    • Zij doorwerkten.