• door·werk
vervoeging van
doorwerken

doorwerk

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwerken
    • ... dat ik doorwerk. 
vervoeging van
doorwerken

doorwerk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwerken
    • Ik doorwerk. 
  2. gebiedende wijs van doorwerken
    • Doorwerk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwerken
    • Doorwerk je?