• door·waad·de
vervoeging van
doorwaden

doorwaadde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorwaden
    • ... dat ik doorwaadde. 
    • ... dat jij doorwaadde. 
    • ... dat hij, zij, het doorwaadde. 
vervoeging van
doorwaden

doorwaadde

  1. enkelvoud verleden tijd van doorwaden
    • Ik doorwaadde. 
    • Jij doorwaadde. 
    • Hij, zij, het doorwaadde.